Arnt, Jutte, Roef en andere ongebruikte middeleeuwse namen

Studiën in Nederlandsche namekunde
Studiën in Nederlandsche namekunde

Johan Winkler ergerde zich ruim een eeuw geleden al aan de opkomst van – kort samengevat – importnamen.

De dialectoloog pleitte in zijn Studiën in Nederlandsche namekunde* voor een herintroductie van goede Nederlandse namen, in plaats van al die ongepaste Franse en Engelse voornamen.

Daartoe greep hij terug op een lijst van 200 inwoners van Helmond, die leefden in de veertiende en vijftiende eeuw.

Bijzonder belangrijk en merkwaardig is de Helmondsche naamlijst nog wegens een groot aantal schoone, ja edele, oude, volledige, volkseigen-Germaansche namen die daar op vermeld staan: namen, die ten deele nog wel onder de hedendaagsche Nederlanders voorkomen, vooral in de Friesche gewesten, maar die voor een ander deel ook geheel verouderd zijn en bij het tegenwoordige geslacht niet meer in gebruik.

Namen, die heden ten dage door allerlei onredelijke en leelijke, voor Nederlanders geheel onvoegzame, Fransche en Engelsche namen en naamsvormen verdrongen zijn, zeer tot schande onzer volkseigene zake. Zulke oude en edele namen, die wij den hedendaagschen Helmondenaren, en den Brabanderen in het algemeen, voorhouden en aanbevelen om weer in gebruik genomen en in hun eere hersteld te worden (immers onder de Brabanders in het bijzonder zijn vreemde, Fransche namen veelvuldig in zwang).”

Het is natuurlijk een schande, al die Franse en Engelse namen, dus geeft Winkler een heel overzicht van middeleeuwse namen die beter geschikt zouden zijn voor een Brabantse baby anno 1900.

  • Alaert, Adelaart, Adelhart, Athalhard. Kan ook: Allard, Allert, Aidert
  • Arnt, Art, Aart, Arend, Aan, Aye, Ayen, voluit Aernout, Arnold, Arnwald
  • Bruysten, Brusten, Brustyn
  • Cnoop, Knoop. Kan ook verlatijnst als Cnopius
  • Ghevart, Gevart, Geevaert, Gebhard
  • Godart, voluit Godhard. Kan ook: Godert, Geurt, Guurt, Guurtje (Godeharda)
  • Gosewyn, voluit Godeswin (‘Gods vriend’). Kan ook: Goeswyn, Goswyn, Goessen, Goossen
  • Henneken, voluit Johannes
  • Lemmen, voluit Willem, Wilhelm. Kan ook: Lem, Lemke
  • Lodeken, voluit Lodewijk, Lodewich
  • Maes, voluit Thomas
  • Rabout, voluit Radbout, Radbold, Redbald
  • Reyner, voluit Raginheri. Kan ook: Reynier, Reinier, Reiner, Reinder
  • Roef, Roverke, voluit Rovert, Rodfred, Rodfried
  • Ruelken, voluit Roelof, Rolof, Rodlof, Rodolf, Rudolf, Hrodolf
  • Rymbout, Reynbout, voluit Reginbold of Raginbald
  • Udeman, Udo. Kan ook: Oedtsen, Oeds, Oets
  • Vranck, Vranc. Kan ook: Frank, Franke
  • Willeken, voluit Willem, Wilbald, Willebout, Wilmar, Wilbrecht
  • Ysbout, Isbald

“Nevens deze en meer andere merkwaardige mansnamen levert de Helmondsche namenlijst ons ook eenige bijzondere vrouwen namen op, die eveneens heden ten dage volkomen of geheel buiten gebruik zijn geraakt, maar die ook eveneens als schoone, volledige Oud-Germaansche namen onze belangstelling ten volsten waardig zijn.

Ook deze namen worden bijzonderlijk den hedendaagschen Brabanderen voorgesteld en aanbevolen om daar hunne jonggeborene dochterkens, in oud-vaderlandschen, in oud-volks eigenen geest mede te noemen.”

  • Aleyt, Aleit, Aleida, voluit Adelheid, “ook een naam die oudtijds door Germaansche koningsvrouwen en dochters gedragen is, en dien de Franschen tot Adelaide hebben verknoeid.”
  • Engel, Engeltje (in Friesland uitgesproken als Ingeltsje), NB: Engelina is ‘wansmakelijk opgesmukt’, dat u het weet;
  • Ermgarde, ook Ermgaert, Irmingard. “Zóó heetten, onder anderen, Boergondische koninginnen in de 9de en 11de eeuw.”
  • Guedele, Goedela, Gudula
  • Heyle, Heiltje, voluit Heilwig
  • Jutte, voluit Johanna
  • Luytgart, Luytgaert, Luytgaerde, Lutgardis
  • Swanhilde, ‘een welluidende en overschoone naam, die zoo menige herinnering aan den Oud-Germaanschen sagen- en heldentijd onzes volks opwekt.’
  • Wandel, Wendel, Wendela

En dan filosofeert onze namenfan even verder, onder meer over het aantal voornamen dat een kind behoort te krijgen:

“Heden ten dage komen onder de Nederlanders veel vreemde, vooral Fransche namen voor, en tevens veel lieden, die met twee, drie, vier, ja met nog meer vóórnamen zijn opgepronkt. Zóó te doen is eene wanzede.

In de zuidelijke Nederlanden, bij Brabanders en Vlamingen is dit misbruik juist meest inheemsch. Hoe noordelijker in de Nederlanden, hoe minder men zulke vreemde namen aantreft. In de Friesche gewesten zijn ze zeldzaam. Ten platten lande in Friesland komen vreemde namen en dubbele of veelvoudige namen slechts uiterst zeldzaam, schier nimmer voor.

Deze zelfde Oud-Germaansche reinheid en eenvoud van zeden in de namen der menschen heerschte in de laatste middeleeuwen ook nog te Helmond. In onze gansche lange lijst van ruim tweehonderd namen vind ik slechts één Fransche en één dubbele naam: Louis Orssen (1481), in 1477 voluit Louis Aert Orssen soen genoemd; en Marie Luytgarde des Visschers dochter (1404).”

De beste man stierf in 1916, dus heeft niet meer mee hoeven maken hoe Brabant honderd jaar laten geheel overgenomen is door kinderen die Sem, Finn, Evi of Noa heten en gemiddeld twee voornamen krijgen.

Zouden we nog een nieuwe generatie Swanhildes en Reyners meemaken?

NB Winklers standaardwerk Achternamen in Nederland is in 2007 opnieuw verschenen, met twee extra hoofdstukken van Jan Nijen Twilhaar over twintigste-eeuwse immigrantennamen en over bijnamen in dialecten en de Nederlandse Gebarentaal. Ik ga er binnenkort eens induiken!